Vluchteling in oorlog

Wat is dat eigenlijk, oorlog?  Waar vlucht de vluchteling eigenlijk voor? De meeste Westerlingen kunnen zich er geen voorstelling van maken. De laatste oorlog is alweer meer dan 70 jaar geleden. Ja, er was nog iets in Indonesië en, oh ja, Joegoslavië, en nog zo wat ‘schermutselingen’ elders, maar de meesten van ons kennen geen oorlog. Het was allemaal veilig ver weg.

Mijn ouders kennen de oorlog  wel. Zij zijn in die laatste grote oorlog geboren.

Zij bukken nog steeds, als er een vliegtuig laag overvliegt. Ze kunnen niet slapen, als er onweer is. Ze hebben de tas met paspoort, pillen en schone onderbroek altijd binnen handbereik. Ze hebben altijd een voorraad eten in huis. Je weet maar nooit. Ze moesten overgeven, toen ze de kampen in Joegoslavië zagen. Zij kennen nog het geluid van de stervende, uiteengereten buurman. Zij ruiken nog het angstzweet van hun zusje, dat voor de geile soldaten onder de kolen was verstopt. Ze horen nog het huilen van de vrouw die post van het front kreeg. Zij voelen nog de angst, toen ze uit het raam van de trein werden gegooid door hun moeder, omdat er bommenwerpers aankwamen. Ze weten nog van de pijn aan de voeten, omdat ze de goede schoenen aan moesten op hun vlucht voor het bombardement. Ze proeven nog de smaak van de snoepjes, die zij kregen toen ze op hun verjaardag een kolonne soldaten tegen kwamen. Ze zien nog hun broertje in het kistje, die het niet gehaald heeft. Ze voelen nog de oorvijg, omdat ze iets niet mochten zeggen, want dat was gevaarlijk. Het zweet breekt hun uit en de paniek slaat toe, als ze in een museum het geluid van de oorlog horen. Ze zijn bang in de kelder. Ze proeven nog het stof, de as, het bloed na weer een bom. Ze zien nog de verwoesting, voelen, ruiken, horen, proeven de angst.

Zij kunnen amper de beelden op tv zien. Zij geven hulpgoederen. Zij weten niet wat ze moeten, zij zijn onrustig. Handenwringend. Zij vragen, hoe ze kunnen helpen. Zij weten, dat zij toen door anderen zijn opgevangen. Zo goed en zo kwaad als het kon.

Zij zijn 76 en 74 jaar oud. Zij zijn nog niet vergeten.

Zij waren de  kinderen van de vijand. Geboren in het land van het kwaad.

Zij waren kinderen. Angstig, bang, hongerig, op de vlucht. Zij zijn dankbaar, dat hun moeders hen beschermen konden. Zij zijn dankbaar voor de hulp, die hen, de vijand, later geboden werd.

Zij kennen oorlog. Zij willen helpen. Onvoorwaardelijk.